De grootste partij zakt al maanden in de peilingen. Dat is het opvallende beeld bij de nieuwste trend van Ipsos/I&O: de PVV blijft weliswaar bovenaan, maar noteert aanzienlijk lager dan in de hoogtijdagen na de verkiezingen van 2023. De vraag is niet of de partij nog grootste kan blijven, maar met hoeveel marge, en wat die slinkende voorsprong zegt over de agenda van kiezers richting november 2025.
Wat zeggen de peilingen?
De trendlijn is duidelijk. Na de Kamerverkiezingen van 2023, waarin de PVV 37 zetels haalde, schoot de partij in de daaropvolgende maanden omhoog in de virtuele zetels. De piek: 49. Vanaf begin 2025 draait het beeld geleidelijk om. In februari stond de teller op 34, nog steeds ruim de grootste, maar de daling zette door tot de zomer. In juli was het dieptepunt bereikt: 27 zetels. Dat was het laagste niveau sinds 2023. In september veerde de partij licht op naar 31 zetels, maar de afstand tot de piek blijft fors.
Die dip valt samen met toenemende onvrede over de resultaten in het kabinet-Schoof. Kiezers die de PVV steunden vanwege harde beloften op asiel en immigratie, zien te weinig concrete wet- en regelgeving die ook standhoudt bij de rechter en in Brussel. Het beeld dat is blijven hangen: veel woorden, weinig duurzame daden. Dat kostte de partij vooral in juni en juli punten.
De rest van het veld ruikt kansen. GL-PvdA schommelt rond 23 à 24 zetels en blijft stabiel. Het CDA, dat na 2023 lang moest zoeken naar profiel, duikt in deze peiling op met 24 zetels en presenteert zich nadrukkelijk als bestuurspartij in het midden. De VVD blijft concurrerend met circa 20 zetels en biedt kiezers die rechts willen stemmen, maar minder polariserend, een veilige haven. Het maakt de race richting november een echte vierkamp, waarin kleine schommelingen in het laatste campagnemaand beslissend kunnen zijn.
Belangrijk detail: de val van het kabinet-Schoof, door veel kiezers in hoofdzaak aan PVV-toedoen toegeschreven, heeft de partij niet nóg verder omlaag gedrukt. In juli stond de PVV op 27, in september zijn er weer 31 virtuele zetels. Er is dus herstel, al blijft het gat met de vroege piek groot. Het wijst erop dat kiezers wel straffen voor niet-leveren, maar niet massaal weglopen zolang er geen overtuigend alternatief is dat zowel ideologisch past als kansrijk lijkt in een volgende coalitie.
De persoon Geert Wilders weegt mee. Zijn rapportcijfer onder de totale kiezers is gedaald van 4,8 naar 4,0. Dat is een signaal: buiten de eigen achterban slijt de tolerantie voor harde retoriek zonder blijvende resultaten. Onder eigen kiezers blijft het vertrouwen hoog (8,3). Dat verschil – breed wantrouwen, sterke kernloyaliteit – verklaart waarom de PVV nog steeds de grootste kan zijn, maar kwetsbaar oogt zodra de campagne draait om bestuurlijke betrouwbaarheid en oplossingen die juridisch uitvoerbaar zijn.
Methodologisch hoort hier een kanttekening bij. Virtuele zetels zijn geen voorspellingen, maar momentopnamen met een bandbreedte. De meeste nationale peilingen werken met steekproeven van enkele duizenden respondenten en een onzekerheidsmarge van rond de 2 à 3 procentpunten per partij. De trend over meerdere maanden is daardoor belangrijker dan één meetpunt. En die trend is voor de PVV neerwaarts, met een lichte correctie omhoog in september.
Waarom zakt immigratie op de agenda?
De motor onder de groeispurt van de PVV was jarenlang hetzelfde thema: immigratie en asiel. Dat thema verschuift nu in belangrijkheid. Het aandeel kiezers dat immigratie noemt als doorslaggevende factor daalde van 37 procent in juni 2024 naar 29 procent begin 2025. Dat is geen voetnoot, maar een koerswijziging. Als minder kiezers hun keuze primair laten bepalen door asiel, wordt het speelveld breder – en ingewikkelder voor partijen die vooral op dat onderwerp winnen.
Waarom zakt het gewicht van immigratie? Drie dingen spelen hier door elkaar. Eén: agendamoeheid. Mensen willen niet alleen strijd over opvang en aantallen, maar zien liever uitvoerbare plannen die ook in gemeenten landen zonder chaotische noodopvang. Twee: de praktijk wringt. Wetgeving rond opvang en spreiding, en het beperken van instroom, stuit op Europese afspraken en uitspraken van rechters. Kiezers zien dat beloften in botsing komen met regels die Nederland niet in zijn eentje kan veranderen. Drie: andere zorgen schuiven naar voren. Woningnood, wachtlijsten in de zorg, koopkracht en veiligheid in de wijk zijn terug bovenaan veel lijstjes.
Dat betekent niet dat de PVV haar thema kwijt is. Integendeel: onder de eigen achterban blijft immigratie de nummer één-reden om op de partij te stemmen. Politicologen noemen dat 'issue ownership': kiezers schrijven een onderwerp toe aan een partij die er jarenlang consistent over was. Alleen: issue ownership helpt minder wanneer het oordeel kantelt van retoriek naar resultaat. In die fase tellen doorrekeningen, uitvoerbaarheid en bestuurlijke stabiliteit zwaarder dan beloftes.
De kritiek uit de eigen achterban is concreet: beloofde maatregelen kwamen niet of strandden halverwege, stikstof en woningbouw bleven hangen, en de toon in het bestuur maakte het lastig om partners aan boord te houden. Dat is koren op de molen van rivalen die zeggen: geef ons de verantwoordelijkheid, wij leveren wél wetten die overeind blijven.
Daarom zie je ook verschuivingen op de rechterflank. JA21 trekt volgens de peiling 11 procent van de voormalige PVV-kiezers aan. Het verhaal dat werkt: rechts in cultuur en migratie, maar bestuurstechnisch 'netter' en coalitiegeschikter. De VVD pakt 7 procent terug, mede door kiezers die rechts willen blijven, maar meer nadruk leggen op financieel gezond beleid en bondgenootschappelijke betrouwbaarheid. Het CDA trekt 5 procent van de ex-PVV'ers aan met de belofte van herstel van bestuur en lokale wortels. En 11 procent van de vertrekkers zegt nu geen voorkeur te hebben – dat is de grote vijver die iedere partij in de laatste campagneweken wil leegvissen.
Op de achtergrond speelt de vraag: hoe stabiel is deze nieuwe vierkamp? GL-PvdA blijft rond 23-24 zetels en positioneert zich op zorg, onderwijs, klimaat en bestaanszekerheid. Het CDA klimt door nadruk op 'doen wat kan' in plaats van 'zeggen wat niet mag'. De VVD verkoopt ervaring en voorspelbaarheid. De PVV zal inzetten op het terugwinnen van focus op asiel en migratie, plus een 'wij tegen zij'-frame rond bureaucratie en rechterlijke blokkades. Wie de agenda van de campagne bepaalt, heeft de beste papieren.
Toch is dit geen simpele strijd om het hardste geluid. Kiezers vragen om bewijs dat plannen werken, ook als de politieke wind draait. De val van het kabinet heeft laten zien hoe snel geïmproviseerde deals afbreken wanneer juridische en Europese realiteit niet zijn ingecalculeerd. Dat verklaart waarom het verwijt 'u had de macht en u leverde niet' harder aankomt dan voorheen bij partijen die meeregeren.
In de coalitierekenkunde is het beeld intussen spannend. Stel dat de PVV rond de 31 zetels blijft. Dan is er, ook met VVD en CDA, nog een kloof te dichten met de meerderheid van 76. Dat dwingt tot een vierde partner, of tot afspraken die schuren met eerdere rode lijnen. Precies daar komt betrouwbaarheid in beeld: wie te vaak draait, verliest middenkiezers; wie te hard vasthoudt, bouwt geen meerderheid. Die spagaat voelt elke partij in deze peiling.
Voor GL-PvdA geldt iets soortgelijks. Rond 24 zetels is de partij te klein om alleen de ruggengraat van een kabinet te vormen. Er zijn partners nodig die op financiën en veiligheid willen meebewegen. CDA en VVD zijn dan de usual suspects, maar die willen harde garanties over begrotingsdiscipline en migratieregels. Tussen wens en werkelijkheid ligt dus voor elke formatie een lange brug.
Wat betekent dit voor de campagne zelf? Drie fronten springen eruit. Debatten over asiel krijgen een ander karakter: minder over aantallen, meer over wat juridisch kan en hoe gemeenten en regio’s worden ontzien. Koopkracht en wonen worden scherper, met concrete beloftes over bouwlocaties, vergunningen en investeringen. En op veiligheid zie je een wedloop in meetbare doelen: meer wijkagenten, strengere straffen voor repeat offenders, snellere aanpak van jeugdcriminaliteit. Abstracte beloften leveren minder op; het gaat om plannen die je morgen kunt uitvoeren.
In die dynamiek is er nog een factor: vertrouwen in personen. Wilders scoort laag buiten zijn achterban, wat samenwerking na de verkiezingen bemoeilijkt. Aan de andere kant leveren veilige, minder polariserende profielen bij VVD en CDA minder enthousiasme op. GL-PvdA kan op landelijke zichtbaarheid leunen, maar moet laten zien dat het kan verbinden met bestuurders in de regio. De partij die het beste 'kan én wil regeren'-gevoel neerzet, pakt het momentum in oktober en november.
Voor kiezers die twijfelen tussen rechts en midden is er een herkenbaar patroon. Zij willen grensbewaking strakker, opvang menselijker en woonruimte sneller. Partijen die op alle drie punten tegelijk een sluitend voorstel presenteren – juridisch houdbaar, financieel gedekt, bestuurlijk uitvoerbaar – maken de grootste kans om de onzeker groep van 10 tot 15 procent late beslissers te winnen.
Wat zeggen de cijfers nog meer? De terugval van immigratie als top-issue vertaalt zich niet automatisch in groei voor links. Een deel van die kiezers schuift door naar ‘valence’-thema’s: betrouwbaarheid, competentie, rust. Dat zijn punten waarop middenpartijen vaak een streepje voor hebben, mits ze niet verzanden in technocratische taal. Het helpt om concrete, zichtbare stappen te benoemen: woningen die volgend jaar echt open gaan, agenten die op straat komen, wachttijden die in maanden dalen en niet in jaren.
Ook relevant: de regionale dynamiek. In gemeenten met structurele opvangdruk zijn kiezers kritischer op beloften die niet landen. In groeigemeenten waar nieuwbouw stokt, krijgen woningvoorstellen extra gewicht. Dat kan lokaal zetels verschuiven zonder dat het landelijke percentage veel beweegt. Campagnevoeren in de laatste weken draait dan om lokale verhalen met nationale dekking.
Tegelijk is er een electorale realiteit die niemand kan negeren: de pool van niet-gebonden kiezers is aanzienlijk. Die 11 procent ex-PVV’ers zonder voorkeur is de temperatuurmeter van de campagne. Win je deze groep met een geloofwaardig verhaal over uitvoering, dan kun je in de slotweek 2 à 3 zetels opschuiven. Verlies je ze, dan is de marge weg.
Voor wie nu al vooruitkijkt naar formatie: de onderhandelingsruimte versmalt wanneer partijen zich vastklampen aan symbolen. De les uit de val van het kabinet-Schoof is dat het weghalen van een symbool zonder uitvoerbare vervangende maatregel slechts uitstel van teleurstelling is. Kiezers lijken dat te doorzien en belonen partijen die vooraf duidelijk zijn over wat wel en niet kan binnen recht en budget.
- De PVV blijft de grootste, maar zakt van 49 naar 31 virtuele zetels in negen maanden.
- Immigratie als doorslaggevend stemmotief daalt van 37 naar 29 procent.
- Onvrede over resultaten in het kabinet-Schoof is de belangrijkste verklaring voor de terugval.
- JA21, VVD en CDA profiteren selectief; 11 procent van ex-PVV’ers is nu zwevend.
- De race richting november is een vierkamp waarin bestuurlijke geloofwaardigheid de doorslag kan geven.
Ten slotte: vergeet de meetfouten niet. Eén debatmoment, een ophefweek of een hard rapport over uitvoering kan een verschuiving van enkele zetels veroorzaken. Maar de onderstroom die deze peiling laat zien – minder dominantie van immigratie, meer toetsing op doenvermogen – verdwijnt niet zomaar. Wie die onderstroom serieus neemt en plannen presenteert die passen binnen wet en werkelijkheid, staat er in november het beste voor.